Opdracht

EO Wijersprijsvraag: Bescherm het kernlandschap tegen de invloeden van verstedelijking

Het Limburgs landschap is een waardevol maar kwetsbaar goed. We moeten er zuinig op zijn en mee omgaan als een dynamisch museumstuk. CB5, Bureau Verbeek, KCAP en Antea Group hebben gezamenlijk gewerkt aan een inzending voor de EO Wijersprijs, genaamd de Limburgse Landschapslinie. De linie beschermt het kernlandschap tegen de invloeden van verstedelijking en biedt ruimte aan functies die niet binnen het stedelijke passen.

We onderscheiden drie zones: kernlandschap, linie en stad. Ze hebben elk hun eigen kwaliteiten, maar alleen door deze meetbaar te maken kunnen we gericht sturen op het versterken van de kwaliteit per zone. Met het wensbeeld als toekomstvisie, de indicatoren per zone als knoppenkast en Big Data als smeermiddel worden ontwikkelingen in de goede richting gestuurd.

Locatie

Het Nationaal Landschap

Het landschap is eeuwenlang bepalend geweest als vestigingsfactor. Het bood ons vruchtbare landbouwgrond en grondstoffen en daar hebben we gretig gebruik van gemaakt. Door technologische ontwikkelingen zijn we tegenwoordig minder afhankelijk van de handvatten die het landschap ons biedt en kunnen we op grotere schaal voedsel verbouwen. Hierdoor is een mismatch tussen landschap en gebruik ontstaan en zijn we voorbij gegaan aan de draagkracht van het landschap.

Het is nu tijd voor het instellen van een nieuw evenwicht tussen landschap en economie. Het landschap dat we willen behouden en versterken is daarbij leidend en (extensieve) vormen van toerisme, extensieve en natuur-inclusieve landbouw worden daarbij de nieuwe economische dragers.

Ontwerp

De Limburgse Landschapslinie

Daar waar de Stelling van Amsterdam de stad beschermde door een seriematig geplande schil van inundatievelden, forten, fortificaties en linies, daar beschermt de nieuwe Limburgse Landschapslinie het kwetsbare Limburgse landschap door middel van een beschermingszone waarin functies kunnen landen die in het waardevolle kernlandschap onwenselijk zijn.

Andersom vormt de linie een bufferzone waarin ruimte is om stedelijke randen te definiëren, klimaatopgaves te realiseren en de energietransitie vorm te geven, maar ook een ruimte waar delen van de (agrarische) bedrijfsvoering kunnen landen die niet (meer) passen bij de maat en schaal van het kernlandschap en geen bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten. Daarmee ontstaat een indeling in drie functionele zones, die samen het wensbeeld vormen voor een toekomstbestendige relatie tussen stad en land.

In elk van deze zones, kernlandschap, linie en stad worden kwaliteiten beschermd en ontwikkelingen nagestreefd die zorgen voor meerwaarde. De kwaliteiten per zone worden aan de hand van indicatoren meetbaar gemaakt, waardoor we per locatie beoordelen welke opgave er nog ligt om aan het wensbeeld te kunnen voldoen.

Met het wensbeeld als toekomstvisie, de indicatoren per zone als knoppenkast en Big Data als smeermiddel worden ontwikkelingen in de goede richting gestuurd. Zo zijn we in staat om de bijdrage van initiatieven te kwantificeren en te evalueren, zowel vooraf in de planvorming, als achteraf in de monitoring.